**Toen de Bliksem Viel** 01-06-2017 | 6:06 uur
Het was een zomeravond, het licht kromp uit de lucht,
De geur van regen in de verte, een horizon vol dreiging.
Ik stond daar, ademloos, niet wetend wat kwam,
Tot een schicht van vuur mijn wereld verbrak.
Mijn lichaam liet los, maar mijn geest bleef hangen,
Een oneindige leegte, een stilte die brandde.
Toen ik terugkeerde, was alles veranderd,
Alsof ik een vreemde was in mijn eigen bestaan.
De dagen stroomden traag als rivieren van pijn,
Mijn benen weigerden, mijn handen vergaten.
Ik moest leren vertrouwen in wat ooit vanzelf ging,
Elk gebaar, elke stap, een gevecht met de tijd.
Ze zeiden: “Je bent sterk,” maar het voelde als vallen,
Elke nacht een echo van donder in mijn dromen.
De bliksem die mij brak, liet ook iets achter:
Een kracht die ik nooit eerder kende, een licht in de schaduw.
Nu kijk ik terug naar die dag vol vuur,
Niet met angst, maar met een vreemd soort dankbaarheid.
Want waar ik verloor, vond ik ook iets nieuws,
Een versie van mezelf, gehard door het licht.